Polsaandoeningen zoals carpaal tunnel syndroom en ganglion aan de pols kunnen een grote impact hebben op iemands dagelijks leven en werk. Het is essentieel om deze aandoeningen nauwkeurig te diagnosticeren om een effectieve behandeling te starten. In deze blog bespreken we de verschillende diagnostische methoden die artsen en specialisten gebruiken om deze veelvoorkomende polsaandoeningen te identificeren.
Lichamelijk onderzoek
Eén van de eerste stappen in het diagnosticeren van polsaandoeningen is een grondig lichamelijk onderzoek. De arts zal de pols visueel inspecteren op tekenen van zwelling, verkleuring of abnormale bulten, zoals een ganglioncyste. Vervolgens zal de arts verschillende bewegingstests uitvoeren om de beweeglijkheid, kracht en pijnniveaus te beoordelen.
Bij vermoeden van carpaal tunnel syndroom kan de arts specifieke tests uitvoeren, zoals de Tinel-test of de Phalen-test. Bij de Tinel-test tikt de arts op de binnenkant van de pols om te zien of dit een tintelend gevoel in de vingers veroorzaakt. Bij de Phalen-test houdt de patiënt de polsen gedurende een bepaalde tijd in een gebogen positie om te zien of dit de symptomen verergert.
Beeldvormende technieken
Beeldvormende technieken spelen een cruciale rol bij het diagnosticeren van polsaandoeningen. Röntgenfoto’s kunnen helpen om botafwijkingen of artritis uit te sluiten. Hoewel röntgenfoto’s geen weke delen zoals zenuwen of ganglioncysten tonen, zijn ze nuttig bij het uitsluiten van andere mogelijke oorzaken van polspijn.
Echografie is een andere veelgebruikte techniek, vooral voor het detecteren van ganglioncysten. Met echografie kunnen artsen zachte weefsels en vloeistofgevulde structuren visualiseren, wat helpt bij het identificeren en evalueren van cysten.
Een MRI-scan biedt gedetailleerde beelden van zowel botten als weke delen, inclusief zenuwen en ligamenten. MRI is vooral nuttig bij complexe gevallen waar andere beeldvormende technieken onvoldoende informatie bieden. Het kan helpen bij het identificeren van carpaal tunnel syndroom door compressie van de middelste zenuw te visualiseren.
Zenuwgeleidingsstudies
Bij verdenking van carpaal tunnel syndroom zijn zenuwgeleidingsstudies vaak de volgende stap. Deze tests meten de snelheid waarmee elektrische signalen door de zenuwen gaan. Bij carpaal tunnel syndroom is de zenuwgeleidingssnelheid vaak vertraagd vanwege compressie van de middelste zenuw.
Een veelgebruikte test is de elektromyografie (EMG). Tijdens een EMG worden naalden in de spieren ingebracht om de elektrische activiteit te meten terwijl de spieren in rust of samengetrokken zijn. Dit helpt bij het bepalen of er schade is aan de zenuwen die de pols en handspieren aansturen.
Laboratoriumtests
Hoewel laboratoriumtests minder vaak worden gebruikt voor het diagnosticeren van polsaandoeningen, kunnen ze nuttig zijn bij het uitsluiten van andere aandoeningen zoals reumatoïde artritis of infecties die polsklachten kunnen veroorzaken. Bloedonderzoek kan bijvoorbeeld verhoogde ontstekingswaarden of specifieke antistoffen aantonen die wijzen op een onderliggende systemische aandoening.
Consultatie bij specialisten
In sommige gevallen kan het nodig zijn om een specialist te raadplegen voor een nauwkeurige diagnose. Een reumatoloog kan worden ingeschakeld bij verdenking van artritis-gerelateerde polsaandoeningen, terwijl een neuroloog of orthopedisch chirurg kan helpen bij complexe gevallen van carpaal tunnel syndroom of ganglion aan de pols.
De juiste diagnose van polsaandoeningen zoals carpaal tunnel syndroom en ganglion aan de pols vereist een combinatie van lichamelijk onderzoek, beeldvormende technieken, zenuwgeleidingsstudies en soms laboratoriumtests. Door een gedetailleerde en nauwkeurige diagnose kunnen artsen de meest effectieve behandelingsopties bepalen, wat cruciaal is voor het herstel en welzijn van de patiënt. Het begrijpen van deze diagnostische methoden kan patiënten helpen om beter geïnformeerd te zijn over hun aandoening en de stappen die nodig zijn om hun polsgezondheid te verbeteren.